Coronacrisis toont dat het goede woord machtiger is dan het boze 28 maart 2020

Er zijn van die crisismomenten dat woorden niet meer helpen. Ook niet als troost. Het beste wat je dan kunt doen, is stil en zwijgend bij iemand blijven. Alleen aanwezigheid telt. Met de coronacrisis maken we het omgekeerde mee.

Nu kunnen we niet stil en zwijgend naast iemand neerzitten. We moeten afstand houden. Nu telt alleen het woord: aan de telefoon, per sms of appje, via skype of video... Het woord op afstand is de enige nabijheid. Onze openbare omroep begreep dat meteen. VRT nam het initiatief #éénvoorallen: “Stuur een boodschap naar wie je moet missen”. Kijkers kunnen een zelf opgenomen video bezorgen aan de omroep met een goed woord voor een familielid of vriend die ze door de coronapandemie niet mogen of kunnen ontmoeten. Op veel plaatsen ontstaan vanzelf initiatieven, ook binnen de kerkgemeenschap. Zo verspreidt de Brugse Emmaüsparochie driemaal per week een digitale contactbrief, video van de pastoor inbegrepen. Teamleden bellen oudere en geïsoleerde streekgenoten op voor een praatje.

De pen is machtiger dan het zwaard

Onze samenleving zag de jongste jaren hoe in de publieke en sociale media woorden verdeeldheid en haat kunnen zaaien. Vandaag mag ze evenwel ervaren dat uiteindelijk het goede woord machtiger is dan het boze. “De pen is machtiger dan het zwaard.” Dat adagium stamt uit een toneelstuk van de 19de-eeuwse Britse politicus-schrijver Edward Bulwer-Lytton. Als verdediger van de vrije meningsuiting bedoelde Lytton dat het woord een beter instrument is voor overreding en waarheidsvinding dan geweld. Het woord kan helaas ook een instrument van haat worden en de pen een dodelijk wapen. Maar de coronacrisis toont dat Lyttons intuïtie juist was: uiteindelijk wint het goede woord.



Humanisering en dehumanisering

Het woord is scheppend. In het scheppingsverhaal staat: God sprak licht en er was licht. Taal schept. God gaf daarna aan de mens de bevoegdheid de dieren een naam te geven. Dat wil zeggen: om de schepping te ordenen, de werkelijkheid te onderzoeken, de aarde te bewaren en te beheren. Daar heb je woorden voor nodig. Met de taal begonnen de ontleding van het hoe en de vraagstelling naar het waarom. Zonder taal geen wetenschap, filosofie of religie. Met woorden brengt de mens licht. Omdat taal kan benoemen, kan ze ook etiketten kleven. Niet alleen ordenen, maar evenzeer onderschikken in boven en beneden. Niet alleen klasseren, maar ook in klassen onderbrengen: hoog en laag, voornaam en ordinair. Met woorden kan de mens dus evengoed duisternis brengen. Taal kan scheiden én verbinden. Dat we door woorden in staat zijn anderen mede te delen wat we denken, voelen, ervaren en beleven, en ook het denken, voelen, ervaren en beleven van anderen te vernemen, maakt ons tot relationele wezens. Taal is instrument van humanisering. Maar taal kan net zo goed instrument van dehumanisering worden. Niet toevallig noemden de nazi’s joden ratten en de Hutu de Tutsi kakkerlakken. Een tot ongedierte – rat, kakkerlak, makaak of parasiet – gereduceerde tegenstander is geen mens meer. Niet alleen is dan elke empathie weggenomen, maar ook elke herkenning. Maar wie de ander ontmenselijkt, ontmenselijkt nog het meest zichzelf. Hij roept het beest in zichzelf wakker.

Babelse spraakverwarring

Taal is nooit neutraal. Ze is immers ook een wijze van denken en zich uitdrukken: in en door het idioom van zijn taal drukt de mens uit wie hij is en hoe hij in elkaar zit. Taal is uitdrukking van identiteit en middel tot identificatie. Ze is een heimat waarin we elkaar begrijpen. Taal scheidt: je behoort tot een bepaalde taalgroep en dus niet tot een andere. Maar taal verbindt ook, over alle taalgrenzen heen. De taal van de liefde, de taal van het geloof en de taal van de hoop komen in alle talen uit hetzelfde menselijke idioom. We kunnen zonder woorden niet in verbondenheid leven. Tegelijk worden we door taal verdeeld, leven we gescheiden. Babel, zo heette een dansspektakel van Sidi Larbi Cherkaoui en Damien Jalet. Maar niet alleen op de theaterbühne is er Babel, ook op de publieke scène. Babelse spraakverwarring alom. De jongste tijd leken we elkaar niet meer te begrijpen. Iedereen praatte door elkaar heen.

Spraakontzinning

In talkshows en opiniestukken zetten de spraakmakers en hun napraters torenhoge redeneringen op alsof ze geheid stonden in de fundamenten van de onwrikbare waarheid. De ander had altijd ongelijk. Wederzijds. Zelfs “ieder zijn waarheid” was niet meer waar, nu telde alleen “mijn waarheid”. Ooit spraken mensen eenzelfde taal en gebruikten ze dezelfde woorden, lees ik in Genesis bij het begin van het Babelverhaal. Daarna begonnen ze allerlei talen door elkaar te spreken, ze verstonden elkaar niet meer en de toren viel in. Vandaag lijkt de toren nog meer in verval te zijn geraakt. Het leek immers of in eenzelfde samenleving, eenzelfde land, eenzelfde cultuur de mensen misschien nog wel eenzelfde taal gebruikten maar elkaar toch niet meer verstonden, omdat dezelfde woorden andere betekenissen hadden. “Spraakontzinning” noemde psalmdichter Willem Barnard dat. Dat syndroom van Babel doet zich voor als mensen hun “gedacht” als enige waarheid zien en zichzelf als enige toetssteen. Dan wordt discussiëren een opbod van het eigen grote gelijk. Dan worden woorden wapens van overreding in plaats van uitnodigingen tot wederzijds verstaan. In het begin was het woord, op het einde de stemming.

Taal hoeft evenwel niet Babel te blijven. Taal kan ook Jeruzalem worden. “Ze hoorden hen spreken in hun eigen taal”, vertelt het Bijbelboek Handelingen over de multiculturele bevolking van Jeruzalem die was komen luisteren naar de apostelen. Ook de coronacrisis laat zien dat begripvol en verbindend spreken veel nuttiger is dan aanvallend en ontwrichtend spreken. Uiteindelijk is het goede woord machtiger dan het boze. Wie getuigenisvol en begripvol spreekt, wordt begrepen. Daar moeten we ook na de coronacrisis blijvend werk van maken.

De mening van Mark Van de Voorde
Bron: www.tertio.be