Door God gegrepen - De stilte van Pasen 12 april 2020


Door de beschermingsmaatregelen tegen de verspreiding van het COVID-19 virus is het onbedoeld stil en leeg in de kerken. Alleen na de herdenking van Jezus' kruisdood op Goede Vrijdag bleef het er liturgisch altijd al een hele dag stil. Tot in de Paasnacht. Dan breekt de jubel om de Verrijzenis los. Stille Zaterdag is de Grote Sabbat, een dag van absolute rust. De schepping houdt haar adem in. De kerk rouwt bij het graf van de Gekruisigde en belijdt in haar Credo dat hij 'nedergedaald is ter helle', afgedaald in het dodenrijk. Van die 'hellevaart' is in de vier evangelies van het Nieuwe Testament geen sprake. De vroege Kerk zag er wel allusies op in de Eerste Brief van Petrus. Daar staat dat Jezus 'predikte voor de geesten in de kerker' om ook hun de verlossing te verkondigen (3,18-19). Het zogenaamde Evangelie van Nikodemus (1e helft 4e eeuw) weefde daar een uitvoerig verhaal rond met veel aanhalingen uit het Eerste Testament. Het vertelt hoe de 'Koning der ere', Christus dus, triomfantelijk de onderwereld binnentreedt en met zijn rechterhand Adam vastpakt en doet 'opstaan'. Tot de anderen zegt Hij: 'Kom met mij mee, allen die gestorven zijn door de boom waaraan deze man zich vergreep. Door de boom van het kruis doe ik jullie weer opstaan.'

Dit verhaal werd hèt motief voor de traditionele Anastasis- of Verrijzenisicoon in de oosterse Kerk. Staande op de opengebroken poorten van de onderwereld trekt de verheerlijkte Christus Adam (en soms ook Eva) met de hand omhoog en bevrijdt alle voorchristelijke rechtvaardigen uit het dodenrijk. Een kenmerkend detail in deze icoon is de manier waarop Christus Adam bij het polsgewricht vastgrijpt. Adam hoeft zelf geen inspanning te doen om de Verlosser vast te houden. De redding is helemaal het werk van Christus, een ingrijpen van God. Een christen is door God gegrepen.

Th. C. Madder

* * *

Almachtige eeuwige God, uw eniggeboren Zoon is nedergedaald in het dodenrijk en opgestaan in heerlijkheid. Laat uw gelovigen die met Hem in het doopsel zijn begraven, ook opstaan tot het eeuwig leven door zijn verrijzenis.
(Getijdenboek, Stille Zaterdag)