Homilie bij de uitvaart van Luc Versteylen 23 februari 2021

Lieve mensen, zichtbaar hier in deze ruimte en onzichtbaar even aanwezig in de virtuele streaming ruimte,

Een toelichting, een homilie is geen prijsuitdeling, geen heiligverklaring: het is kijken naar wie Luc, een priester-jezuïet, is geweest vanuit het Woord van God, vanuit hoe christenen God zien (en daarin heil en onheil te onderscheiden).

En ik vraag daartoe de zegen van God met woorden uit een Vierselzegen: "ik zegen je mond, dat je er harde en zachte woorden mee moogt uitspreken alnaargelang het nodig is ..."

Op het einde van mijn noviciaat - of zoals Luc op mijn boekje van Kartouchke schreef: het 'novice-hiaat' - in de zomer van 1986, heb ik gedurende een maand om de drie dagen - duur van een verblijf in de Brouwerij - met de bus gependeld tussen de twee huizen waartussen het leven van Luc (en Mieke) zich afspeelde: hier, het college van Borgerhout en daar, Viersel. Het was een beklijvende ervaring, een 'experiment' experiencia zoals wij jezuïeten dat noemen. En toen ik mijn eigen vader enthousiast De Paradijservaring te lezen en te bekijken gaf, zei hij: 'Had ik dat maar mogen lezen toen ik jong was...'

Nu, meer dan 34 jaar later, sta ik hier als verantwoordelijke van de jezuïeten om samen met jullie afscheid te nemen van Luc. We geven hem helemaal over in de handen van God. Als gelovige wil ik vooral naar dat perspectief kijken, het perspectief van wat Luc het 'derde leven' noemt. Als jezuïet kijk ik ook naar hem vanuit onze 'Sociëteitsbinnenkant'. De meeste mensen kennen misschien vooral zijn buitenkant.

Wij, jezuïeten, vinden het niet een-voudig. Ons gevoel is zo tweevoudig, zo gemengd. En dat wil ik proberen te verwoorden, om recht te doen aan Luc, aan Mieke, aan familie en intimi, aan de zovelen die tot op vandaag zoveel waardevols van hem meedragen en uitdragen, én recht te doen aan diegenen die het tot op vandaag moeilijk hebben met hem, ja zich beschadigd voelen. Zij hebben deze dienst in hun agenda staan en volgen ook mee via de streaming.

De Sociëteit, toch een onderdeel van een Kerk die waardevol én zondig is, heeft het zelf niet gemakkelijk gehad met deze vrije vogel. In de boom van de Sociëteit mogen echter veel soorten vogels neerstrijken. Een provinciaal zei over hem met milde en eerlijke humor: 'We zijn fier dat we zo een hebben en we zijn content dat we er zo maar één hebben'. De Sociëteit stootte bij Luc zeker op haar eigen grenzen en zondigheid, op haar blinde vlekken. Tegelijkertijd heeft ze van hem gehouden, ze heeft hem in de Sociëteit gehouden - ik heb zelf met wijlen Jef van Gerwen, en een andere medebroeder op een crisismoment bij Luc gepleit om de Sociëteit niet te verlaten, in 1995,... omdat we wisten hoe kostbaar hij was en hoe kostbaar de Sociëteit voor hem was... 'Hij was één van ons...'. Zelf omschreef hij zijn verhouding tot zijn medebroeders als staan in een kring, maar kijkend naar buiten. Jezuïeten zijn geen kloosterlingen, ze zijn op de wereld gericht en houden van die wereld. Want je bekeert maar waar je van houdt.

Hij was echt jezuïet, vele decennia vooruit op wat nu de vier universele speerpunten van de jezuïeten heet: de jeugd - de ecologie - de sociale gerechtigheid - en de Geestelijke Oefeningen. Met die vier was hij al bezig VOOR ze officieel speerpunten werden van de Cie. Visionair. Die speerpunten vormen evenveel spanningsvelden. Daar precies hoort een jezuïet te staan. En daar stond hij: creatief, ludiek, tegendraads constructief.

Luc heeft ongelooflijke dingen bewerkt, er vloeide door hem een dagelijkse stroom van creativiteit. Het spannende is dat wij maar ten volle en met gerust hart en zonder opgekrulde tenen kunnen zeggen hoe ongelooflijk waardevol hij is geweest, als wij ook erkennen dat zijn unieke kwaliteiten ook valkuilen inhielden. Meer nog: Hij was een mens met een eigen kwetsbaarheid en kwetsuur, die hem enerzijds levenslang aandreef tot weldaden maar die hem tegelijkertijd soms in de fout dreef. Wij als Sociëteit erkennen dit om te kunnen onderscheiden waar we Luc terecht heel dankbaar voor mogen zijn. Om te laten voltooien wat onvoltooid was door hem in de handen van God, te leggen. We vergezellen hem vandaag naar dat 'derde leven'. Vanuit een gelovig visioen.

Dat gelovig visioen - de 'paradijservaring' van de gelovige - is dat hij nu ten volle leeft in Gods barmhartigheid. In het Hebreeuws betekent het woord 'barmhartigheid' rachamiem letterlijk 'baarmoeders'. Er was de baarmoeder van het eerste leven in de moeder, en er zijn de baarmoeders van het derde leven in de barmhartigheid. Dat is wat hij nu ten volle ervaart, geloven we. Het is enkel als we ons aanvaard weten ondanks alles, dat we ook durven zien wie we ook zijn, en dat Luc kan zien wie hij helemaal was... In het geloofsleven is het niet eerst bekennen en dan vergeven worden, maar omgekeerd: vergeven worden en dan pas kunnen zien... Het gelovig visioen is dat Luc nu eindelijk ziet wat zijn blinde vlek was, zijn kwetsbaarheid, de pijn die hij soms veroorzaakte....

Luc was nochtans degene die wees op de blinde vlekken van de wereld, een blijvende grote verdienste: de kwetsbaarheid en de kwetsuur van de natuur, de kwetsbaarheid en de kwetsuur van de fietsers en verkeersslachtoffers, de kwetsbaarheid en de kwetsuur van de nulde wereld (onze innerlijkheid, onze verlangens), de kwetsbaarheid en de kwetsuur van ons lieve lichaam... De Kerk heeft historisch een grote blinde vlek voor een positieve lichamelijkheid. Luc heeft daarvoor taal gezocht en gevonden. Een grote bijdrage. Maar het was voor hem nog het moeilijkst om zijn eigen kwetsuur onder ogen te komen.

Hij kon zijn eigen goede regels niet altijd zelf volhouden. Hij pleitte voor stilte, samenhorigheid, soberheid, droomde van een wereld zoals in de eerste christengemeenschap waar alles werd gedeeld en ieder gelijkwaardig was maar het moest zijn zoals hij het wou... Hij pleitte terecht voor geleidelijkheid en toelating van de groep maar ging soms zelf te snel, zonder toestemming. De Sociëteit en de Kerk hebben Luc dan ook enkele jaren geleden met spijt in het hart doen zwijgen en daar heeft Luc zeker van afgezien. Hij begreep het niet. Ondanks het onbegrip is er reden voor grote hoop en dankbaarheid.

Misschien zullen zijn vele goede, originele en mooie woorden nog het meest en het zuiverst spreken nu hij er niet meer lijfelijk is en hij definitief zwijgt. De priester, de profeet spreekt na de nodige woorden en daden soms sterker in zijn afwezigheid dan in zijn aanwezigheid. Mogen wij in 'voeling' blijven met Luc doorheen de stilte, de samenhorigheid, de soberheid die vanuit zijn derde leven ontstaat.

Marc Desmet sj
Regionale overste van de jezuïeten van de Lage Landen (ELC)