De goede herder (4e Paaszondag A)

Handelingen 2, 14, 36-41; Ps. 23, 1-6, Johannes 10, 1-10

Onze titularis van het tweede jaar humaniora was ook onze godsdienstleraar en had ons handboek godsdienst geschreven. Op de kaft stond de foto van een bedoeïen die zijn kudde hoedt. Hij leek op prins Abdallah, de zoon van Emir Ben Kalish Ezab uit Kuifje en het zwarte goud.
Om de bijbel te verstaan, zei de pater, moet je in de schaduw van een palmboom gaan zitten, je moet dorst hebben en voelen hoe je neus langzaam een bult krijgt. Voor de Joden was de beeldspraak van de herder en zijn schapen heel vertrouwd. In het oude testament komen veel herders voor: Mozes, David, de profeet Amos, de leiders van het volk worden herders genoemd, als een herder weidt de heer zijn kudde, zegt Jesaja ...

Reeds in het vroege christendom verschijnen afbeeldingen van de goede herder; men vindt ze in de catacomben, op mozaïeken, op sarcofagen en zelfs op olielampen ...
Stadsmensen uit de oudheid en later hadden het graag over het idyllische van het herdersleven. En zelfs Marie-Antoinette hoedde de schaapjes in de tuinen van Versailles.
Maar wie ooit bij zijn eerste communie prentjes van de goede herder heeft uitgedeeld, weet hoe zeemzoeterig en kitcherig die beelden zijn.
Daarom heb Tjeu gevraagd de ikoon van Abba Menas mee te brengen: ze sluit aan bij het evangelie van verleden zondag, het verhaal van de Emmaüsgangers, Jezus legt zijn arm om je schouder en gaat de weg mee, hij wakkert het vuur weer in je aan.

Tjeu, wil je voor wie er in Everbeek niet bij was, de versjes van Toon Hermans nog even citeren:
je hebt iemand nodig
stil en oprecht
die als het erop aan komt
voor je bidt of voor je vecht
pas als je iemand hebt
die met je lacht en met je grient
dan pas kan je zeggen:
ik heb een vriend

Het evangelie van Johannes is niet kitcherig: hij verrast ons met zijn metafoor van de deur. Jullie zijn door de grote kerkdeur binnen gekomen. We zitten hier in de schaapstal, warm en veilig bij elkaar. Maar straks moet je weer naar buiten. Ja, eerst naar het onthaal voor de porto, dat is een bijhuis van deze stal. Maar nadien naar de minder veilige, soms vijandige dorre steenweiden van deze stad. De weiden zijn het doel van een kudde, niet de stal. Daar moet leven komen … in overvloed, zegt Johannes.

Amen