Homilie tv-mis 18 juli 2010
Vrouwen evenzeer als mannen

(Deze homilie is oorspronkelijk van de hand van Ignace D'hert o.p. en verscheen op de site van de Vlaamse Dominicanen. Johnny De Mot gaf er in de viering van 18 juli hier en daar een eigen draai aan.)

Eigenlijk hoort hier een vrouw te staan om te preken. Na een verhaal waarin, naast Jezus, enkel vrouwen voorkomen, heeft zij in eerste instantie recht van spreken. Het moet gezegd dat vrouwen hier en daar weliswaar de kans krijgen het woord te voeren, van een echte gelijkwaardigheid is er binnen de huidige kerkstructuren geen sprake. En volgens mannen met gezag kan dat ook niet.

De evangelist Lucas is nochtans duidelijk. Het is met veel nadruk dat hij vrouwen ten tonele voert. Dat paste helemaal niet binnen de omgangsvormen van die dagen. Blijkbaar weet Lucas nog heel goed dat Jezus een ander soort gemeenschap op het oog had. En in de beginfase van de jonge kerk zien we daadwerkelijk iets in die zin van de grond komen. We weten dat vrouwen in de aanvangsfase van de kerk een voorname rol hebben gespeeld. Tot en met het leiden van een aantal kerkgemeenschappen.

Lang heeft het niet geduurd. Algauw is de kerk gezwicht voor de druk van de heersende cultuur. Een mannelijke cultuur heeft haar stempel gedrukt op het hele geloofsleven. Tot op heden. Op de godsbeelden. We spreken God aan teveel met alleen allemaal mannelijke beelden. Op het ambt in de kerk. Alleen mannen doen het 'echte' werk. Op de plaatsen waar de besluiten genomen worden: uitsluitend mannelijk. Het vernieuwend elan van het begin is verdampt. Lucas is nochtans duidelijk. Hij wil voor vrouwen een gelijkwaardige plaats inruimen als volgelingen van Jezus. Dat blijkt uit het verhaal van vandaag. Hier zijn twee vrouwen die ons een beeld geven van wat kerk kan zijn. En daar komt geen man, zelfs geen Petrus, aan te pas.

Er is, in eerste instantie, Maria. Lucas presenteert haar als gezeten aan de voeten van Jezus. Daarmee bedoelt hij haar niet voor te stellen als een luie kont. Integendeel. 'Gezeten aan de voeten' is een vaste uitdrukking om aan te geven dat men bij iemand in de leer is. Dat dit gezegd wordt van een vrouw, is revolutionair. Vrouwen hoorden namelijk niet in de leer te gaan. Dat was niet aan hen besteed. Ze zouden thuis van hun man wel de nodige richtlijnen krijgen.

Maria wordt hier voorgesteld als een volwaardige leerling, op hetzelfde niveau als de mannelijke leerlingen. Hier voelen we nog iets van het Pinkstergebeuren nazinderen. Kerk staat voor fundamentele gelijkwaardigheid van allen, mannen en vrouwen. Maria staat hier voor een opdracht die de kerk als geheel dient te behartigen. Dat we in de leer gaan. Dat we ons geloof betrekken op ons leven vandaag. In voeling met wat er vandaag gaande is. Dat we ons geloven zo verwoorden dat het bijdraagt tot de kwaliteit van ons leven, van ieders leven. Daar is Maria mee bezig. Daar zijn tal van vrouwen vandaag mee bezig. Zij nemen het leeuwenaandeel op zich in de vormselcatechese, zij zijn op post voor de doopselvoorbereiding, zij organiseren de ziekenzalving die ze ook voorbereiden. Er zijn heel wat vrouwen die zieke mensen bijstaan en begeleiden. En het zijn vaak de grootmoeders die hun kleinkinderen iets vertellen over geloven? Maria staat inderdaad voor de vele vrouwen die een zaak ter harte nemen die van vitaal belang is. Dat wij met zijn allen de uitdagingen van onze tijd onder ogen zien.

En dan is er Martha, de vrouw van de inzet. Het is niet zo dat ze de les gelezen wordt. Alsof ze met de verkeerde dingen bezig is. Want dan zouden mét haar al die vrouwen terecht gewezen worden die zich met zoveel dienstbaarheid inzetten voor hun gezin, hun buurt, de gemeenschap?

Het gaat om iets anders. Naast Maria staat Martha voor een tweede opgave die geldt voor de hele kerkgemeenschap. De dienstbaarheid. Dat blijkt uit ons verhaal. Het is namelijk merkwaardig dat ons intieme huistafereel doorkruist wordt door een heel plechtige aanspreekformule: Martha, Martha! De dubbele aanspreking verraadt een zeker gewicht. Het is geen zuchtend geklaag in de zin van: Och, Martha toch, heb je het nog niet door? Helemaal niet. Martha wordt aangesproken om leerling te zijn in de volle betekenis van het woord. Geen tweederangsfiguur, geen hulpje, maar leerling ten voeten uit.

Zoals zij is, deze Martha, mag ze zich geroepen weten. In haar zorgend bezig zijn. Ook zij mag voluit leerling van Jezus heten. Als zij in haar bezig zijn maar niet in een knoop slaat. Als ze zichzelf maar niet opvreet. Als ze maar handelt in harmonie met zichzelf. Als ze maar niet in paniek slaat wanneer een of andere actie, een of ander initiatief niet direct het gewenste resultaat oplevert. Het enig noodzakelijke is dat ze handelt in vrijheid. Dat bedoelt Jezus. Dat is ook het voorbeeld dat hij haar zelf nalaat. Vanuit een innerlijke vrijheid naar mensen toegaan. Niet omdat je dat zelf nodig hebt. Niet om jezelf goed te voelen, om te voelen dat je nodig bent, maar vanuit een vrijheid die echt met de ander begaan is. Zo belichaamt Martha een tweede, even wezenlijke opgave van de hele kerkgemeenschap.

Daarmee zijn er twee vormen van dienstbaarheid aangegeven. Uitgebeeld door vrouwen. Je toeleggen op je geloof: dat is één. Een opgave die vandaag dringend aan de orde is. En de daad. Dat is twee. Beide zijn onontbeerlijk.

Tenslotte voor de ongeruste en ontgoochelde kerkleden die hopen en wachten op een gelijkwaardige plaats voor de vrouw in de kerk . Misschien lacht u nu en zegt u: 'dat gebeurt nooit, we wachten al zolang!'
Maar weet dat ook Sara lachte, want ook zij dacht: 'het gebeurt nooit.'
Is ook maar iets voor de Heer onmogelijk ? Voor God is niets onmogelijk.