Homilie tv-mis 18 december 2011
4e Adventszondag

Klik hier om de brochure van de TV-mis te downloaden.

Bijna kerstmis, bijna, een week nog en dan is het feest, kunnen we vieren ...
Zijn we er klaar voor, is alles gereed?
Ik heb het niet over feestmenu of kerstversiering, maar zijn we voorbereid op het kerstekind, een mensenkind dat geboren wordt?! Heb ik, hebben wij, onze beste krachten aangescherpt voor dit intens menselijk gebeuren?
Krachten? Welke krachten?
De grote krachten die in ons werken,
krachten van liefde en krachten van haat,
krachten van vreugde en krachten van wanhoop,
krachten van altijd de eerste willen zijn en krachten om anderen te steunen.
Wij kunnen die krachten in werking stellen, en dat hebben we natuurlijk gedaan, en soms zagen we een puinhoop die we zelf hebben aangericht.
Soms zagen we een onvoorstelbare vrede, die we zelf tot stand brachten.
Wat zal het met kerstmis worden?

De liturgie vandaag heeft nog een laatste raadgeving, een duidelijke aanwijzing.
Deze viering zegt ons: mensen, ga naar kerstmis, niet als David, maar als Maria.
Neen, niet als David: de machtige, de koning.
Van niets of niemand meer bang, hij heeft alles in handen: leven en dood.
Uiterlijk is zijn leven geslaagd, wonend in een prachtig paleis, dienstknechten en dienstmaagden tot zijn beschikking. Hij moet geen bankencrisis vrezen, zijn rekeningen zijn goed gevuld, en zijn schulden worden door de gewone mensen betaald.
Zoveel heeft hij dat er nog genoeg overschiet om ook nog voor God een paleis, een tempel te bouwen.
Schoon toch, zie hoe hij God liefheeft, een kerk, een kathedraal bouwt hij voor God.
Maar de profeet Natan - Gods boodschapper - doorprikt Davids plannen.
David, machtige man, in een stenen tempel, wil God niet wonen.
David, God laat zich niet verleiden door marmer of brokaat, God laat zich niet opsluiten in gouden tabernakels.
Ach David, wil je God een plaats geven, geef Hem dan een plaats bij de mensen, want bij en in de mensen wil God wonen.
Wil je God ruimte geven, geef dan ruimte en leven aan de mensen; daar zal God wonen, leven.
Waar mensen leven, waar ze met twee of meer in Zijn naam samenkomen daar zal het kind geboren worden, zal God wonen.
Niet als de machtige ongenaakbare David naar kerstmis gaan, wel zoals Maria.

Maria, wonend in het heidense Galilea, land van de ontkerkten, land van de andersdenkenden.
Land van het povere volk, land van schuldigen en lelijken, land van oorlog, land zonder toekomst.

Het Galilea van toen, de Matongé van nu, de Molenbeekse wijken, onze stedelijke achterbuurten.
Ach wat goeds kan er komen uit het hedendaagse Nazaret, welke kracht te verwachten uit onze overvolle bejaardentehuizen, welke gerechtigheid en vrede kan er zijn, welke goedheid verwacht je in onze gevangenissen.

Maar Engelen weten die plaatsen wel te vinden, Gabriel vindt Maria in Nazaret, en de engelen vinden ons in onze angst, in onze eenzaamheid. Ze vinden ons weggekropen in onze verbittering, ze kloppen aan de deur van onze depressie, en ze kloppen aan de deur van onze ontgoochelde harten.

En zoals tegen Maria zegt die Engel tot ons, tot mij, tot U: de Heer is met U, vrees niet!
Tot Maria zegt de engel: jij Maria zal een kind, een zoon ter wereld brengen, die de zoon van God zal genoemd worden.

En de engel komt tot ons, en noemt ons bij onze naam en zegt: Gij kunt ter wereld brengen; de vrede, de gerechtigheid, de toekomst. Gij, zegt de engel, kunt een einde maken aan de wanhoop, de armoede, de schuld, het misbruik.
Gij kunt verandering brengen en het ieder voor zich ombuigen in delen en herverdelen. Gij kunt het; samen met andere mensen van goede wil.

En zoals Maria zullen we schrikken, niet van de engel, maar wel dat die engelen ons wijzen op die grote krachten in ieder van ons.
Maria zegt: ik kan het niet, ik ben alleen, geen man; dus geen kind.
En wij zeggen: wij zijn alleen; onze problemen en de wereldproblemen zijn te groot; dat kunnen we niet aan. Laat de machtigen in politiek en geld het maar doen; zij moeten en kunnen het veranderen,
Maar zoals David veranderen ze het niet. Niet met macht, niet met geweld, niet met rijkdom breng je vrede in je huis, maak je de wereld leefbaar voor allen.

En de engelen om je heen, blijven komen en blijven zeggen: je kan het wel, je tedere kracht, laat ze toe; je eenvoud is de hefboom tot verandering.
Lieve mensen ga staan. Lijnrecht tegenover David, de David van gisteren en de David vandaag.
Laat Gods belofte van leven in overvloed voor ieder in U tot leven komen, in en door U werken.
Laat Gods belofte in jou, door jou geboren worden.

Engelen nemen vele vormen aan, het kan een vriend zijn, een cipier of een verpleegkundige,
het kan het woord zijn van hem of haar die je eten brengt op je bed, het kan een woord zijn of een stukje muziek, het kan een foto zijn; het is in ieder geval altijd een belofte die op een jawoord wacht.

Onze ja op die belofte is een sprong in het ongewisse, een toevertrouwen aan het vreemde, aan de andere orde, aan datgene wat het petje te boven gaat; het is een jawoord van geloof en overgave.

Je durft ja je zeggen en je ervaart een diepe zin. Je herhaalt je jawoord en alles wordt zinvol.
Ons ja woord kan zijn zoals het jawoord van Maria, het maakt duidelijk dat het mogelijk wordt het onmogelijke binnen te brengen in het mensenleven. We overschrijden daarmee het evidente, het wetenschappelijke, niet door het af te schrijven maar door het verrassende Andere een plaats te geven, midden onder ons.

Dat is het geheim waarop Paulus doelt in de Romeinenbrief: God van gerechtigheid van vrede en menselijkheid wordt in U allen geboren.
We moeten alleen als antwoord geven: hier zijn we, we willen en kunnen het, we zullen het doen.

De heerlijkheid van de mensen en van God zal door ons mensen in deze wereld geboren worden.