Wie zeggen de mensen dat ik ben? (21e zondag A)

Beste vrienden,

Ik weet niet hoe ik deze lezingen moet aanpakken. Ze zitten boordevol symbolen en sleutelwoorden die ons reeds jarenlang bekend zijn en dus onze visie, onze beleving van de godsdienst beïnvloed hebben. Ze zijn te talrijk om ze hier allen op te noemen: mensenzoon, Messias, sleutel, rots, binden en ontbinden ...

Het verhaal in 't evangelie van vandaag speelt zich af op "heidens" grondgebied: in de buurt van Caesarea van Philippus. Een stad genaamd naar de Romeinse keizer: Caesar Augustus.
Ook daar heeft men van Jezus gehoord, ook daar verwekt zijn optreden beroering: hij zegt nieuwe dingen, hij gedraagt zich anders dan een joodse rabbi, hij geneest mensen ... Wie is deze man? Het is merkwaardig dat aan de uithoek van de wereld, zeg maar, in heidens gebied, de ware identiteit van de Nazareeër bekend gemaakt wordt.
"Wie zeggen de mensen dat de Mensenzoon is ?" Mensenzoon, een Aramese uitdrukking om in bepaalde omstandigheden zichzelf aan te duiden in de derde persoon. Zeg maar "ik".
Wie zeggen de mensen dat ik ben?
Zoals altijd om iets nieuws proberen te vatten gaat men vergelijken met wat men reeds kent. Om ex-dictator Sadam Huissein te kenmerken sprak men dan van een nieuwe Hitler.
Zo ook met Jezus. Men probeert hem te vatten door hem te vergelijken met andere indrukwekkende figuren uit de Joodse geschiedenis. Johannes de Doper, of Elia, of zelfs Jeremia.
De keuze van deze figuren zegt al veel: het gaat telkens om diep religieuze figuren die ervaren werden als brengers van een boodschap namens God. Jezus zo noemen wil al veel zeggen: het is hem beschouwen als iemand die essentiële waarheden verkondigt, een meester van wijsheid.

Petrus gaat nog verder. Hij noemt Jezus de Messias. De Christus in 't Grieks. De gezalfde, degenen die, zoals Mozes uit het OT (Mozes wordt door de Joden beschouwd als het oerbeeld van de Messias), die zijn volk naar de vrijheid moet leiden. Iemand die door zijn woorden en daden de barmhartigheid van God verkondigt, en toont.
Maar wanneer je zo'n verklaring aflegt, dan impliceert dit dat je die persoon, die gezant van God, ook wil volgen en navolgen. Je bent verplicht anders te gaan leven.
Het is in die zin dat Sjimon, zoon van Jona, een nieuwe naam krijgt: Kephas, rots in 't Aramees. Vergriekst tot Petrus, eigenlijk vrouwelijk Petra. Een bijnaam.

Een keikop is die Sjimon wel. Regelmatig wil hij stoer doen: op het water lopen, Jezus blijven volgen, zij het op een afstand, bij zijn lijdensweg ... Maar telkens moet hij inzien en bekennen dat hij eigenlijk maar een heel klein hartje heeft en de taak niet echt aankan. En is het deze man die de gemeenschap moet gaan leiden ?

Misschien was Judas wel veel bekwamer geweest om die taak waar te nemen. Hij is berekend, intelligent, een soort politicus. Hij zal de ploeg apostelen juist verlaten omdat het in zijn ogen een bende minussen zijn die in Palestina geen revolutie zullen teweegbrengen en de Romeinen verjagen.

De verantwoordelijkheid voor de opvolging van Jezus wordt in het evangelie toevertrouwd aan iemand die zwak is zoals alle mensen. Iemand zoals wij.
Regelmatig een grote smoel, maar een heel klein hartje. Veel willen, maar het niet altijd aankunnen.
Dat is juist het nieuwe verhaal, de nieuwe weg : dat allen verantwoordelijk zijn.
De minst sterken eerst. Zij die niet zo "rots" zijn, zij zijn de uitverkorenen.
Aan die mensen overhandigt Jezus de sleutel van het Rijk Gods.

Als ik sleutel zeg, dan denken wij "deur". Een deur is open of gesloten. Ze wordt op slot gedaan om onze kostbaarheden te beveiligen, te bewaren.
Gaat de deur open dan geven wij ook de anderen toegang tot wat wij als kostbaar ervaren, meer nog, ons wordt gevraagd onze kostbaarheden naar buiten te brengen in volle daglicht.
Het verbond met God, waar het binden en ontbinden op slaat, is niet alleen voor mijzelf bedoeld. Neen, de bedoeling is naar buiten, naar de anderen te gaan. Zich niet opsluiten is binding maken met anderen. Het verbond delen met anderen.

Bij Jesaja krijgt de goede "goeverneur" de sleutels van het paleis op zijn schouders gelegd. Letterlijk want die sleutels waren zeer groot en zwaar. De goeverneur van het paleis stond in voor een essentieel ritueel toen in het koninkrijk Juda.
Wanneer de hofmaarschalk de deur opent van het koninklijk paleis dan begint de dag. Dan begint het leven van de stad en van het rijk.
Wanneer Jezus nu spreekt over de sleutels van het koninkrijk, bedoelt ook hij daarmee geen sleutels die dienen om af te sluiten, op te sluiten. Geen sleutel op een gouden kooi, geen sleutel op de coffre-fort.
Wel een sleutel die het leven opent, openmaakt. Die mensen aanzet het Rijk Gods te openen en waar te maken. Met een open geloof, in een open gemeenschap. Deze mensen dat zijn wij. Met ons, geïnspireerd door het woord en het leven van Jezus van Nazareth, wil God een gemeenschap vormen. Een gemeenschap die deze wereld langzaam omvormt tot een plaats waar het goed leven is voor iedereen. Een open plaats van liefde, vrede en gerechtigheid.