Trouw aan onze roeping

(Deze herderlijke brief wordt voorgelezen in alle kerken en openbare kapellen van het bisdom Brugge tijdens de zondagliturgie van 18 en 19 september 2010)

Goede vrienden, twee maand geleden werd ik in de kathedraal van Brugge aangesteld tot uw nieuwe bisschop. In de gegeven omstandigheden een delicate opdracht die ik toch met veel vertrouwen heb aanvaard. Dat ik hier bij u zo welkom ben en zo goed ontvangen word, is voor mij een grote vreugde maar ook een grote steun. Ik ben er u zo dankbaar om. Ik heb in die korte tijd al heel wat mensen kunnen ontmoeten maar met deze brief richt ik me tot heel de gemeenschap van ons bisdom: tot u die elke week samen komt om Gods Woord te horen en gevoed te worden aan de Tafel van de Heer, maar ook tot allen die, van ver of dichtbij, betrokken zijn bij het leven van de Kerk of zoekende zijn.

De Kerk maakt vandaag moeilijke tijden door. We worden geconfronteerd met schandalen waarvan we in het verleden duidelijk onvoldoende beseft hebben hoeveel leed ze veroorzaken. Ook hier in ons eigen bisdom hebben we het ervaren op een wijze die niemand zich kon voorstellen. Het vertrouwen is diep geschokt. Er is het verdriet en de pijn. Er is ook de schaamte. Na wat we gelezen hebben in het rapport-Adriaenssens is er echt geen reden meer om de feiten hoe dan ook te relativeren. We moeten als Kerk onze verantwoordelijkheid nemen en niet langer blind zijn voor het onrecht en het onnoemelijk leed dat is geleden. Bij mijn aanstelling vroegen verschillende journalisten wat ik nu ging doen om het probleem op te lossen. Zo een probleem los je natuurlijk niet zomaar op. Daarvoor bestaan geen strategieën. We zullen elkaar de hand moeten reiken en meer dan ooit elkaar helpen en steunen om te beantwoorden aan wat Jezus nu van ons verwacht. Wat gebeurd is, moet ons in elk geval bescheidener maken. We hoeven ons niet boven de anderen te verheffen. We zijn allen mensen, broze wezens, arme zondaars.

Toch dienen we juist in dit uur, meer dan ooit, trouw te zijn aan onze roeping. We zijn christenen, volgelingen van Jezus. We hebben het Goede Nieuws vernomen dat God naar ons toegekomen is, dat Hij ons zijn Zoon gegeven heeft om ons bestaan te delen. Eén van ons is Hij geworden, een mens als wij. Zozeer heeft God ons liefgehad. Daar klopt het hart van ons geloof: weten dat we door God gekend, aanvaard en bemind zijn. Dat is het evangelie dat we hebben ontvangen. Het is de kostbare parel, de verborgen schat in de akker. Van dat evangelie willen we getuigen en leven, met vallen en opstaan. Openstaan voor Gods liefde, ze met heel ons leven beantwoorden, en elkaar liefhebben zoals Hij ons heeft liefgehad. Korter kan de inhoud van het evangelie niet verwoord worden, in al zijn eenvoud en radicaliteit.

Om dat evangelie bekend te maken en te beleven bestaat de Kerk. Daarvoor bestaan parochies, federaties en christelijke gemeenschappen. We hebben als Kerk in onze streken een rijk verleden achter de rug. Tot voor kort was de samenleving bij ons hier voor een groot deel bepaald door het christelijk geloof. Het was bijna vanzelfsprekend dat men christen was. Dat is niet meer zo. We leven meer en meer in een samenleving waar christen zijn een keuze is. Velen van onze tijdgenoten maken die keuze, maar lang niet meer iedereen. Dat maakt de situatie van de Kerk minder comfortabel. Maar wel boeiend. Geloof wordt minder en minder iets vanzelfsprekend en meer en meer een persoonlijk engagement. Wie vandaag christen wil zijn of het wil blijven, zal er iets voor moeten doen.

Dat is het ook wat Jezus ons vandaag in het evangelie vraagt. De parabel van de onrechtvaardige rentmeester lijkt op het eerste zicht eigenaardig. Maar dat zijn parabels doorgaans altijd. Ze wekken verwondering en zetten ons aan het denken. Wat is er dan zo prijzenswaardig aan het leugenachtig en listig gedrag van die rentmeester? Niets natuurlijk. Tenzij dit ene: dat hij met overleg te werk gaat. Dat is het wat Jezus vandaag van ons en van zijn Kerk vraagt. Niet dat we al onze energie steken in het behoud van wat we hebben of het veilig stellen van onze toekomst. Maar dat we ernst maken met het evangelie. Zoals Jezus het zegt in het evangelie vandaag: we kunnen geen twee heren dienen.

De Kerk maakt vandaag diepgaande veranderingen mee. We leren heel wat loslaten. We zullen onze aandacht meer en meer moeten richten op datgene waar het echt op aankomt: zoeken naar God, verbonden blijven met Christus, die bij ons is in zijn Woord en Sacrament, en elkaar helpen ontdekken wat het evangelie concreet betekent, in ons persoonlijk leven en ook in de samenleving. In dienst van dat evangelie wil ik naar best vermogen en met Gods genade uw herder zijn. Voor u ben ik voortaan de bisschop. Maar met u ben ik allereerst zelf een christen, een leerling van Jezus. Het is deze opdracht die we alleen in samen gedragen verantwoordelijkheid kunnen volbrengen. En daarvoor ben ik u allen dankbaar.

+ Jozef De Kesel,
Bisschop van Brugge